luka

Indonesisch

Woordafbreking

• lu·ka

Zelfstandig naamwoord

luka

1. (medisch) wond

Oudfries

Woordherkomst en -opbouw

• Afgeleid van het Proto-Germaanse *lūkaną

Werkwoord

luka

1. sluiten, dichtdoen

Pools

Woordherkomst en -opbouw

• Afgeleid van het Duitse Lücke

Zelfstandig naamwoord

luka v

1. lacune

Anagrammen

• kula

Meer informatie

• Zie Wikipedia voor meer informatie.

Toki Pona

luka in Sitelen Pona

Uitspraak

• Geluid:  luka    (hulp, bestand)
• IPA: /ˈluka/

Woordafbreking

• lu·ka

Woordherkomst en -opbouw

• van Servo-Kroatisch рука (ruka) "hand", "arm"

Zelfstandig naamwoord

luka

1. (anatomie) hand, arm

Hoofdtelwoord

luka

1. vijf

Tsjechisch

Uitspraak

• IPA: /lʊka/

Woordafbreking

• lu·ka

Zelfstandig naamwoord

luka omv

1. made, maat, mede, meet

Verbuiging

	enkelvoud	meervoud
nominatief	–	luka
genitief	–	luk
datief	–	lukám
accusatief	–	luka
vocatief	–	luka
locatief	–	lukách
instrumentalis	–	lukami

Synoniemen

• louky vmv

Anagrammen

• kula

Meer informatie

• Zie Wikipedia voor meer informatie.

Verwijzingen

• Internetová jazyková příručka - Ústav pro jazyk český AV ČR (Tsjechisch)
• Slovník spisovného jazyka českého - Ústav pro jazyk český AV ČR (Tsjechisch)
• Příruční slovník jazyka českého - Ústav pro jazyk český AV ČR (Tsjechisch)
• Česko-německý slovník Fr. Št. Kotta - Ústav pro jazyk český AV ČR (Tsjechisch)