dakluik
Uiterlijk
- dak·luik
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | dakluik | dakluiken |
verkleinwoord | dakluikje | dakluikjes |
het dakluik o
- een valluik dat toegang geeft tot platte daken
- Twee dakluiken van een rondvaartboot belandden woensdagavond in de gracht nadat de boot De Museumbrug op de grens van Zuid en Centrum raakte. [2]
- Het open dakluik van de 'kluiskamer' van Ibn Ghaldoun. Het luik op het schooldak waardoor de scholieren de eindexamens hebben weten te bemachtigen, bleek niet te zijn afgesloten. Het was echter wel de toegang tot de 'afgesloten' kluiskamer van Ibn Ghaldoun waar alle eindexamens lagen. [3]
1.
- Het woord 'dakluik' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "dakluik" herkend door:
96 % | van de Nederlanders; |
96 % | van de Vlamingen.[4] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Het Parool 19 OKTOBER 2017 Dakluiken rondvaartboot in water na aanvaring Museumbrug
- ↑ Het Parool 28 JANUARI 2014 Dakluik van kluiskamer Ibn Ghaldoun was niet afgesloten
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be