Naar inhoud springen

Laden

Uit WikiWoordenboek
Andere schrijfwijzen Niet te verwarren met: laden, Läden
  • La·den
  • Afkomstig van de Middelhoogduitse woorden lade en laden (= bord, plank)
enkelvoud meervoud
nominatief der Ladendie Läden
ook: Laden
genitief des Ladensder Läden
ook: Laden
datief dem Ladenden Läden
ook: Laden
accusatief den Ladendie Läden
ook: Laden

Laden, m

  1. bedrijf, magazijn, nering, shop, warenhuis, winkel, zaak
    «Der Montagmorgen wird in den Niederlanden von vielen Läden benutzt, um die Vorräte aufzufüllen.»
    De maandagochtend wordt in Nederland door veel winkels gebruikt om de voorraden op peil te brengen.
  2. blind, luik, vensterkuik