paneel
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- pa·neel
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | paneel | panelen |
verkleinwoord | paneeltje | paneeltjes |
Zelfstandig naamwoord
het paneel o
- (rechthoekige) vlakke plaat met of zonder een omlijsting
- ▸ Dan heeft deze auto ook nog het Style+ pakket (€426) dat bestaat uit chromen sierlijsten, vermoeidheidsherkenning, chromen sierlijsten op de portieren, gekleurde panelen in het dashboard en het dak én de voorste raamstijl en de spiegelkappen in een afwijkende kleur.[3]
- (kunst) rechthoekig (beschilderd) stuk hout
- Een altaarstuk heeft meestal een paneel
- bedieningsbord, instrumentenbord
Verwante begrippen
Hyponiemen
- bedieningspaneel, briefpaneel, controlepaneel, frontpaneel, informatiepaneel, instrumentenpaneel, mengpaneel, schakelpaneel, wandpaneel, zijpaneel, zonnepaneel
Afgeleide begrippen
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord paneel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "paneel" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[4] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ "paneel" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ paneel op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Weblink bron Niek Schenk“Test Volkswagen T-Roc: modepop” (23-06-2018), Tubantia
- ↑ Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be