kleren

Uit WikiWoordenboek
Andere schrijfwijzen Niet te verwarren met: klere


Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • kle·ren
Woordherkomst en -opbouw
  • samentrekking van klederen, meervoud van kleed, in de betekenis van ‘kleding’ voor het eerst aangetroffen in 1521 [1] [2]
[1] enkelvoud meervoud
naamwoord - kleren
verkleinwoord kleertje kleertjes

Zelfstandig naamwoord

de klerenmv

  1. alleen meervoud kleding of kledingstukken
    • Jullie moeten vandaag nieuwe kleren kopen. 
     Zonder een hap te eten en met mijn kleren nog aan viel ik meteen in slaap.[3]
  2. meervoud van het zelfstandig naamwoord kleed
Synoniemen
Verwante begrippen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen


Nedersaksisch

Zelfstandig naamwoord

kleren mv

  1. kleren; de kleding of kledingstukken


Veluws

Zelfstandig naamwoord

kleren mv

  1. kleren; de kleding of kledingstukken