babykleren

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ba·by·kle·ren
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord babykleren
verkleinwoord babykleertjes

Zelfstandig naamwoord

de babyklerenmv

  1.  Zelf koopt Maldini ook zo min mogelijk nieuwe kleren. "Ik ga bijna bevallen en heb helemaal geen nieuwe babykleren gekocht. Alles heb ik tweedehands of van vrienden overgenomen. Ik heb alleen maar wat nieuwe kleertjes cadeau gekregen."[1]
     Ook zijn familiefoto's, babykleren, een kinderbedje en een wiegje te zien. Documenten zijn er ook; een visum, identiteitskaarten, bankpasjes en afschriften liggen open en bloot. De journalisten pakken verschillende dingen op en laten ze live zien aan de kijkers van Amerikaanse media.[2]

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 17 maart 2023 Weblink bron
    Leen Kraniotis
    “Hoeveel kleren gooi jij ieder jaar weg?” (Zondag 1 juli 2018, 07:00), NOS
  2. Bronlink geraadpleegd op 17 maart 2023 Weblink bron “Journalisten lopen vrij door huis schutters San Bernardino” (Vrijdag 4 december 2015, 19:28), NOS