stadskleren

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • stads·kle·ren
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord stadskleren
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de stadsklerenmv

  1. nette kleren die passen bij mensen die in de stad wonen
     Wanneer hij voor het weekend naar huis reisde koos hij ervoor om te vertrekken op een tijdstip dat ze niet thuis was en trok snel zijn stadskleren aan voordat hij naar de wachtende houtgastaxi liep.[1]
Synoniemen
Antoniemen

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)
    “Kop in het zand” (2015), Uitgeverij Prometheus op Wikipedia, ISBN 9789044628142