Naar inhoud springen

keppni

Uit WikiWoordenboek


  • kepp·ni
Naar frequentie 3359
Klasse f2
sterk
enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   keppni     keppnin     keppnir     keppnirnar  
genitief   keppni     keppninnar     keppna     keppnanna  
datief   keppni     keppninni     keppnum     keppnunum  
accusatief   keppni     keppnina     keppnir     keppnirnar  

keppni, v

  1. betwisten, concurrentiestrijd, concurrentiestrijd, concurrentiestrijd, concurrentiestrijd, concurrentiestrijd, concurrentiestrijd, competitie, competitiewedstrijd, concours, concurrentie, concurrentieslag, concurrentiestrijd, kamp, krijg, match, mededinging, partij, rivaliteit, slag, strijd, toernooi, tornooi, treffen, veldslag, wedijver, wedloop, wedstrijd
    «Framhald þeirrar keppni var leikið næstu daga og lokið laugardaginn 18. sept.»
    De voortzetting van die competitie werd de komende dagen gespeeld en werd zaterdag 18 september afgesloten.
  • hnífjöfn keppni
nek-aan-nekrace
  • utan keppni
buiten mededinging