Naar inhoud springen

kav

Uit WikiWoordenboek
  • kav
  • Bijwoord:
    • Ontleend aan het Oudnoordse voorvoegsel kaf-
  • Zelfstandig naamwoord:
    • [1-2]: Ontleend aan het Oudnoordse woord  kaf zn 
    • [3-5]: Afkomstig van het Noorse woord  kave ww  (schermen)
    • [6-7]: Etymologie onbekend
Naar frequentie 66241

kav

  1. helemaal door; compleet, zeer (gebruikt om bijvoeglijke naamwoorden te versterken)
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   kav     kavet     kav     kava
kavene  
genitief   kavs     kavets     kavs     kavas
kavenes  

kav [1], o

  1. afgrond
  2. (geologie) diepzee
  3. lawaai
  4. onrust, rusteloosheid
  5. gestook
  6. (geologie) jachtsneeuw
  7. zeeschuim
  • i søkk og kav
bij hopen, in grote hoeveelheden, in massa's, veel

kav

  1. nominatief onbepaald onzijdig meervoud van kav
  1. Bronlink geraadpleegd op 14 april 2020 Weblink bron “kav”, Det Norske Akademis ordbok (NAOB) (in het Noors)


  • kav
  • Bijwoord:
    • Ontleend aan het Oudnoordse voorvoegsel kaf-
  • Zelfstandig naamwoord:
    • [1-2]: Ontleend aan het Oudnoordse woord  kaf zn 
    • [3-5]: Afkomstig van de Nynorske woorden  kava ww  rn  kave ww  (beide: schermen)

kav

  1. helemaal door; compleet, zeer (gebruikt om bijvoeglijke naamwoorden te versterken)
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   kav     kavet     kav     kava  

kav, o

  1. afgrond
  2. (geologie) diepzee
  3. lawaai
  4. onrust, rusteloosheid
  5. ijverige bewegingen met je handen, (het) schermen, , (het) zwaaien
  • i søkk og kav
bij hopen, in grote hoeveelheden, in massa's, veel

kav

  1. nominatief onbepaald onzijdig meervoud van kav