Naar inhoud springen

afgrond

Uit WikiWoordenboek
Een boom op het randje van een afgrond
  • af·grond
  • In de betekenis van ‘grondeloze diepte’ voor het eerst aangetroffen in 901 [1]
  • uit het Middelnederlands [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord afgrond afgronden
verkleinwoord afgrondje afgrondjes

deafgrondm

  1. een grote steile diepte
    • Hoogtevrees is de angst in een afgrond te vallen, nietwaar? 
     Waarschijnlijk wrong hij nu een arm door het kleine raam en stak een sigaret op, drie meter van de Vietnamese restauranteigenaar aan de overkant vandaan, die hem met een handgebaar groette of niet groette, afhankelijk van of hun blikken elkaar kruisten, wat de mannen het liefst vermeden - tussen hen in de smalle afgrond waarin een stroom toeristen zijn weg zocht naar de Wallen.[3]
     Halverwege de oversteek stopte hij, keek met een grote grijns achterom, pakte zijn fototoestel en maakte een foto van de diepe afgrond en vervolgde zijn stappen naar de veiligheid van de rotsen, 20 meter verderop.[4]
100 %van de Nederlanders;
98 %van de Vlamingen.[5]