slit

Uit WikiWoordenboek
Andere schrijfwijzen Niet te verwarren met: slít


Noors

Uitspraak
Woordafbreking
  • slit
Woordherkomst en -opbouw
  • [1-2]: Ontleend aan het Oudnoordse woord  slit zn 
  • [3-4]: Afkomstig van het Noorse woord  slite ww 
Naar frequentie 8024
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   slit     slitet     slit     slita
slitene  
genitief   slits     slitets     slits     slitas
slitenes  

Zelfstandig naamwoord

slit [1], o

  1. (economie) harde arbeid, inspanning, koeliewerk, moeite, overwerk
  2. (kleding), (medisch), (techniek) slijtage, overbelasting (van tanden, gewrichten (artrose, gonartrose), kleding, machines en dergelijke)
  3. ruk, verrekking
  4. (medisch) pijn
Synoniemen

Zelfstandig naamwoord

slit

  1. nominatief onbepaald onzijdig meervoud van slit

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 14 april 2020 Weblink bron “slit”, Det Norske Akademis ordbok (NAOB) (in het Noors)


Nynorsk

Uitspraak
Woordafbreking
  • slit
Woordherkomst en -opbouw
  • Ontleend aan het Oudnoordse woord  slit zn 
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   slit     slitet     slit     slita  

Zelfstandig naamwoord

slit, o

  1. (economie) harde arbeid, inspanning, koeliewerk, moeite, overwerk
  2. (kleding), (medisch), (techniek) slijtage, overbelasting (van tanden, gewrichten (artrose, gonartrose), kleding, machines en dergelijke)
  3. ruk, verrekking
  4. (medisch) pijn
Synoniemen

Zelfstandig naamwoord

slit

  1. nominatief onbepaald onzijdig meervoud van slit