hit
Naar navigatie springen
Naar zoeken springen
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- hit
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | hit | hits |
verkleinwoord | hitje | hitjes |
Zelfstandig naamwoord
hit m
- een succesvol lied
- Marco Borsato heeft al vele hits gehad.
- (informatica) een treffer bij een zoekactie
- paardje
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
- hitfabriek, hitgevoelig, hitlijst, hitlist, hitman, hitparade, hitpotentie, hitsen, hitsig, hitsingle, hitwezen
Vertalingen
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | hit | hitten |
verkleinwoord | hitje | hitjes |
Zelfstandig naamwoord
hit v
Gangbaarheid
- Het woord hit staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "hit" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[4] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ "hit" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ hit op website: Etymologiebank.nl
- ↑ hit op website: Etymologiebank.nl
- ↑
Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be
Engels
Uitspraak
Woordherkomst en -opbouw
- Afkomstig van het Middelengelse hitten.
enkelvoud | meervoud |
---|---|
hit | hits |
Zelfstandig naamwoord
hit
- slag
- (informatica) hit, treffer
- hit
vervoeging | |
---|---|
onbepaalde wijs | to hit |
he/she/it | hits |
verleden tijd | hit |
voltooid deelwoord |
hit |
onvoltooid deelwoord |
hitting |
gebiedende wijs | hit |
Werkwoord
hit
- overgankelijk raken
- overgankelijk slaan
- «One boy hit the other.»
- De ene jongen sloeg de andere.
- «One boy hit the other.»
- onzacht in aanraking komen
- «The ball hit the fence.»
- De bal trof de omheining.
- «The ball hit the fence.»
- geluk hebben met iets, iets winnen
- «He hit the jackpot.»
- Hij won de hoofdprijs.
- «He hit the jackpot.»
- een huurmoord uitvoeren
- «Hit him tonight and throw the body in the river.»
- Vermoord hem vannacht en gooi het lijk in de rivier.
- «Hit him tonight and throw the body in the river.»
- (kaartspel, blackjack) iemand nog een kaart geven
- «Hit me.»
- Geef me er een.
- «Hit me.»
- (sport) aantreden om te pitchen in honkbal
- «Jones hit for the pitcher.»
- Jones trad aan om te pitchen.
- «Jones hit for the pitcher.»
- (informeel) ergens naartoe gaan, langsgaan
- «We hit the grocery store on the way to the park.»
- We gingen op weg naar het park bij de groentewinkel langs.
- «We hit the grocery store on the way to the park.»
- (informeel) openen, in première gaan
- «The movie hits theaters in December.»
- De film komt in december in de theaters.
- «The movie hits theaters in December.»
- (informatica) gebruiken
- «The external web servers hit DBSRV7, the internal web server hits DBSRV3.»
- De externe webservers gebruiken DBSRV7, de interne webserver gebruikt DBSERV3.
- «The external web servers hit DBSRV7, the internal web server hits DBSRV3.»
- raken, treffen, nadeel berokkenen
- «The economy was hit by a recession.»
- De economie werd getroffen door een recessie.
- «The economy was hit by a recession.»
- (informeel) seks hebben met
- «I'd hit that.»
- Daar zou ik de koffer mee induiken.
- «I'd hit that.»
Synoniemen
Werkwoord
hit
- verleden tijd van hit
Hongaars
Uitspraak
- IPA: /hit/
Woordherkomst en -opbouw
- Afgeleid van het werkwoord hisz (geloven).
Zelfstandig naamwoord
hit
Noors
Uitspraak
Woordafbreking
- hit
Woordherkomst en -opbouw
- Afkomstig van het Oudnoorse woord hit.
Naar frequentie | 180 |
---|
Bijwoord
hit
Pools
Uitspraak
- IPA: /xit̪/
Zelfstandig naamwoord
hit m
Zweeds
Zelfstandig naamwoord
hit g
Bijwoord
hit
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 3
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Informatica in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 99 %
- Prevalentie Vlaanderen 100 %
- Woorden in het Engels
- Woorden in het Engels van lengte 3
- Woorden in het Engels met audioweergave
- Woorden in het Engels met IPA-weergave
- Zelfstandig naamwoord in het Engels
- Informatica in het Engels
- Werkwoord in het Engels
- Overgankelijk werkwoord in het Engels
- Sport in het Engels
- Informeel in het Engels
- Woorden in het Hongaars
- Woorden in het Hongaars met IPA-weergave
- Zelfstandig naamwoord in het Hongaars
- Woorden in het Noors
- Woorden in het Noors van lengte 3
- Woorden in het Noors met audioweergave
- Woorden in het Noors met IPA-weergave
- Bijwoord in het Noors
- Woorden in het Pools
- Woorden in het Pools met IPA-weergave
- Zelfstandig naamwoord in het Pools
- Woorden in het Zweeds
- Woorden in het Zweeds van lengte 3
- Zelfstandig naamwoord in het Zweeds
- Bijwoord in het Zweeds