Naar inhoud springen

blij

Uit WikiWoordenboek
Versie door Zatev (overleg | bijdragen) op 7 mrt 2020 om 13:27 (uitgebreid, op basis van het Engelse artikel)
blij
  • blij
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen blij blijer blijst
verbogen blije blijere blijste
partitief blijs blijers -
  • In de betekenis van ‘vrolijk’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1152 [1]

blij

  1. vrolijk van stemming
    • Er waren veel blije mensen te zien bij de inauguratie van president Obama. 
    • Zij was heel blij toen zij de goede uitslag van haar examen hoorde. 
99 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[2]


  • blij

blij

  1. informeel tweede persoon enkelvoud gebiedende wijs van het imperfectieve werkwoord blít