bezit
Uiterlijk
- be·zit
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | bezit | - |
verkleinwoord | - | - |
het bezit o
- datgene wat men bezit of heeft
- De auto was niet zijn bezit.
- ▸ Ik geef haar een knikje om te laten weten dat ik haar heb gehoord, en ga bij mezelf na: wat is eigenlijk houden van? Is het dat de ander doet wat jij wilt? Of juist dat je kunt accepteren dat de ander iets doet wat jou niet aanstaat en dat je toch aanwezig blijft, in liefde? Ik begrijp heel goed wat Bibi bedoelt, maar ik kan het niet goed rijmen dat zij deze wijsheid bezit en ernaar handelt, terwijl ik op mijn zesenveertigste nog steeds in de val trap die ik het 'Anne Frank-telefoontje' noem.[1]
- (juridisch) het houden of genieten van een goed, dat iemand in persoon, of door een ander in zijn feitelijke macht heeft, alsof het aan hem toebehoort
|
1. al iemands bezittingen
2. het houden van een goed voor zichzelf
vervoeging van |
---|
bezitten |
bezit
- Het woord bezit staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "bezit" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[4] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Marion Pauw e.a.“4 wandelaars en een Siciliaan” (2022), The House of Books, ISBN 9789044363340
- ↑ Ronald Giphart e.a.“Een familie en een Griekse god” (2023), The House of Books, ISBN 9789044366471
- ↑ “All-inclusive”
(2006), A. W. Bruna Uitgevers B. V. , Utrecht
, ISBN 90-229-9182-2
- ↑
Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 5
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- WikiWoordenboek:Pagina's die ISBN magische koppelingen gebruiken
- Juridisch in het Nederlands
- Werkwoordsvorm in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 99 %
- Prevalentie Vlaanderen 100 %