bezitsdrang

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • be·zits·drang
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord bezitsdrang
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de bezitsdrangm

  1. de zucht om veel bezit te hebben of te vergaren
     Nee, Tsjechovs bezitsdrang moet zijn wortels elders hebben.[1]
     Maar de bezitsdrang van Chinezen is niet meer te stuiten. Veel echtparen scheiden nu, om onafhankelijk van elkaar te kunnen investeren in meerdere huizen en gaan daarna weer samenwonen.[2]
Synoniemen

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. “Het brilletje van Tsjechov : reizen door Rusland” (2014), Atlas Contact op Wikipedia, ISBN 9789045024875
  2. Bronlink geraadpleegd op 17 april 2022 Weblink bron
    Joan Veldkamp
    “Chinese huizenprijzen rijzen de pan uit” (08-03-2011), NOS