Naar inhoud springen

balke

Uit WikiWoordenboek
  • bal·ke
vervoeging van
balken

balke

  1. aanvoegende wijs van balken


balke

  1. balk
stamtijd
infinitief verleden
tijd
voltooid
deelwoord
balke
beelk
gebalke
klasse 7 volledig

balke

  1. (Hooglimburgs) vervelen
    «Balk mir neet zoea, went doe haes baeter dinger edoon!»
    Verveel mij niet zo, want jij hebt betere dingen aan het doen!
  • [A] Afgeleid van het Angelsaksische balca

balke [A]

  1. balk

balke

  1. (vleermuizen) vleermuis

balke

  1. balk
enkelvoud meervoud
nominatief balkebalken
genitief balkenbalken
datief balkebalken
accusatief balkebalken

balke v

  1. balk
  • Afgeleid van het Middenengelse balke

balke

  1. hinderen, belemmeren