afnemen
Naar navigatie springen
Naar zoeken springen
Inhoud
Nederlands
Uitspraak
naamwoord van handeling | |
---|---|
zelfstandig | bijvoeglijk |
afnemen | afnemend |
afname | afgenomen |
Woordafbreking
- af·ne·men
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
afnemen |
nam af |
afgenomen |
klasse 4 | volledig |
Werkwoord
afnemen
- overgankelijk iemand iets ~: iemand iets doen verliezen
- Hem werd zijn auto afgenomen.
- overgankelijk een bepaalde hoeveelheid kopen bij een producent
- De landbouw neemt veel producten af van de chemische industrie.
- overgankelijk van een bepaalde plaats verwijderen, afdoen, wegnemen
- Ik heb zojuist stof afgenomen.
- de hoed afnemen.
- overgankelijk plechtig laten afleggen, doen ondergaan (examen, verhoor, eed)
- Hem werd een eed afgenomen.
- ergatief minder groot of talrijk worden, verminderen
- Het geweld in Bosnië is gelukkig sterk afgenomen.
- ergatief afvallen (in lichaamsgewicht afnemen)
Synoniemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen
3. verwijderen, afdoen, wegnemen
5. verminderen
Gangbaarheid
- Het woord afnemen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'afnemen' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 7
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Samenstellingen in het Nederlands
- Sterk werkwoord klasse 4 in het Nederlands
- Werkwoord in het Nederlands
- Scheidbaar werkwoord in het Nederlands
- Overgankelijk werkwoord in het Nederlands
- Ergatief werkwoord in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 100 %
- Prevalentie Vlaanderen 100 %