Naar inhoud springen

zweten

Uit WikiWoordenboek
Versie door MarcoSwart (overleg | bijdragen) op 2 nov 2019 om 15:44 (+ov)
Een zwetende sporter
  • zwe·ten
  • In de betekenis van ‘transpireren’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1240 [1]
  • afgeleid van zweet met het achtervoegsel -en [2]
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
zweten
/'zʋetə(n)/
zweette
/'zʋetə/
gezweet
(gezweten) *
/ɣə'zʋet/
zwak -t volledig

zweten

  1. inergatief vocht uitscheiden uit de zweetklieren in de huid
    • Hij zweette hevig nadat hij een stuk hardgelopen had. 
  2. overgankelijk door de huid uitscheiden
  • In de standaardtaal is zweten een volledig zwak werkwoord en is het voltooid deelwoord dus gezweet.[3] Soms wordt voor een stilistisch effect (ritme of nadruk) toch de vorm gezweten /ɣə'zʋetə(n)/ gebruikt. Zulk gebruik van alternatieve sterke vormen doet zich ook bij enkele andere van oudsher geheel zwakke werkwoorden voor.[4]
  • [2] peentjes zweten
    heel bang zijn of zich heel erg inspannen
100 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[5]