zweter
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- zwe·ter
Woordherkomst en -opbouw
- naamwoord van handeling van zweten met het achtervoegsel -er[1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | zweter | zweters |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
de zweter m
- iemand die zweet
Gangbaarheid
- Het woord zweter staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.