Naar inhoud springen

warm

Uit WikiWoordenboek
  • warm
  • In de betekenis van ‘met hoge temperatuur’ voor het eerst aangetroffen in 1240 [1] [2]
stellendvergrotendovertreffend
onverbogen warmwarmerwarmst
verbogen warmewarmerewarmste
partitief warmswarmers-

warm

  1. (natuurkunde) een hoge temperatuur hebbend
    • Dit is een warme kachel. 
     In Nederland is het warm, maar in Frankrijk en Spanje is het warmer, warmst. De hittegolven slaan toe in Zuid-Europa en toeristen puffen en zweten erop los. Hoe wapen je je onderweg naar je vakantiebestemming tegen de verzengende hitte? En hoe zorg je ervoor dat je koel blijft op de camping? NU.nl vroeg het enkele deskundigen.[3]
  2. (kleding) de warmte van het lichaam vasthoudend
    • Vandaag dragen we warme kleding. 
  3. (figuurlijk) enthousiast
    • Ik begin er al helemaal warm voor te lopen! 
     ' Volgens mij is dit de tekst van de reclamefolder waar ze zelf de teksten voor heeft geschreven.' 'Het is die expertise die ons zo beroemd heeft gemaakt,' gaat Lauren eroverheen. De competitiedrang die tussen de twee meiden speelt is onmiskenbaar. 'Stichtingen, monumentenzorg en natuurlijk de overheid, zijn onze grootste opdrachtgevers. En heel af en toe een vermogende particulier die historische architectuur een warm hart toedraagt.[4]
  4. waarbij warmte nodig is
    • Haal even brood bij de warme bakker. 
  5. (figuurlijk) prettig overkomend
    • Dat schilderij bestond uit allerlei soorten warme kleuren. 
  6. vertrouwd, veilig, gezellig
     Renate Gerschtanowitz (toen nog Verbaan) schrijft op Instagram dat ze met een "warm gevoel" terugkijkt op haar tijd bij TMF. "Het is nooit meer zo leuk geweest als in die tijd!" De verhalen over wantoestanden herkent ze niet, zegt ze: "De meeste kunstjes qua contracten, werkdruk en seksisme zijn me geflikt na die tijd."[5]
  • iets of iemand een warm hart toedragen
iemand sympathiek vinden / iets of iemand willen ondersteuken
  Hij was, net als Scout & Frodo, een zogenaamde Trail Angel: iemand die de Pacific Crest Trail (PCT)-gemeenschap een warm hart toedraagt en de wandelaars vrijwillig een lift geeft, een bed biedt en advies en water geeft. [6] 

warm

  1. op warme wijze
    • Hij werd warm onthaald. 
  2. bijwoordelijk deel van een scheidbaar werkwoord
    • warmlopen: Zij waren bezig zich warm te lopen. 
vervoeging van
warmen

warm

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van warmen
    • Ik warm. 
  2. gebiedende wijs van warmen
    • Warm! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van warmen
    • Warm je? 
99 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.[7]
  1. "warm" in:
    Sijs, Nicoline van der
    , Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org
    ; ISBN 90 204 2045 3
  2. warm op website: Etymologiebank.nl
  3. Bronlink geraadpleegd op 13 juli 2022 Weblink bron “Hittegolf in Zuid-Europa: zo houd je je hoofd koel op (weg naar) de camping” (13 juli 2022), NU.nl
  4. Ronald Giphart e.a.
    “Een familie en een Griekse god” (2023), The House of Books, ISBN 9789044366471
  5. Bronlink geraadpleegd op 2 mei 2025 Weblink bron “30 jaar geleden begon TMF, herinneringen nog springlevend” (1 mei 2025), NOS
  6. Tim Voors: Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada, 2018
  7. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
stellend vergrotend overtreffend
warmwarmerwarmest

warm

  1. warm
vervoeging
onbepaalde wijs to  warm 
he/she/it  warms 
verleden tijd  warmed 
voltooid
deelwoord
 warmed 
onvoltooid
deelwoord
 warming 
gebiedende wijs  warm 

warm

  1. onovergankelijk warm worden, opwarmen [2]
  2. overgankelijk opwarmen [1], verwarmen