chaud

Uit WikiWoordenboek

Frans

Uitspraak
Woordherkomst en -opbouw
  enkelvoud meervoud
  mannelijk   chaud chauds
  vrouwelijk   chaude chaudes

Bijvoeglijk naamwoord

chaud m

  1. warm, heet
  2. (spreektaal) moeilijk, lastig [1]
  3. (spreektaal) gevaarlijk
    «Ce mec-là, c’est un chaud quand il a un peu trop bu.»
    Die kerel is gevaarlijk als hij een beetje te veel op heeft. [1]
  4. (spreektaal) gemotiveerd
    «Je suis pas très chaud pour sortir avec Yolène.»
    Ik heb niet veel zin met Yolène uit te gaan. [1]
  5. (spreektaal) heet, hartstochtelijk
    «J’suis sorti avec Irène, on dirait pas comme ça mais c’est une grosse chaude.»
    Ik ben met Irene uit geweest, je zou het zo niet zeggen, maar ze is echt heet. [1]
enkelvoud meervoud
zonder lidwoord met lidwoord zonder lidwoord met lidwoord
  chaud     le chaud     chauds     les chauds  

Zelfstandig naamwoord

chaud m

  1. warmte, hitte

Verwijzingen