warmte

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • warm·te
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘het warm-zijn’ voor het eerst aangetroffen in 1301 [1]
  • Afgeleid van warm met het achtervoegsel -te.
enkelvoud meervoud
naamwoord warmte warmtes
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de warmtev

  1. de mate waarin het weer warm is
    • De warmte was de laatste tijd moeilijk te verdragen. 
     De koude berglucht had de lente op deze hoogte wat vertraagd, maar door de warmte liepen nu ook de bergbloemen allemaal uit.[2]
  2. (thermodynamica) de hoeveelheid thermische energie
  3. (psychologie) aangenaam gevoel van energie
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen