caliente
Uiterlijk
- ca·lien·te
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
mannelijk | caliente | calientes |
vrouwelijk | caliente | calientes |
caliente
vervoeging van |
---|
calentar |
caliente
- aanvoegende wijs eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van calentar
- aanvoegende wijs derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van calentar
- gebiedende wijs (bevestigend en ontkennend) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van calentar
vervoeging van |
---|
calentarse |
caliente
- aanvoegende wijs eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van calentarse
- aanvoegende wijs derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van calentarse
- gebiedende wijs (ontkennend) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van calentarse
- caliente in: Diccionario de la lengua española, 23e druk, op website: Real academia española