voogd
Naar navigatie springen
Naar zoeken springen
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- voogd
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het me Latijn, in de betekenis van ‘belangenbehartiger van minderjarige’ voor het eerst aangetroffen in 1237 [1] [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | voogd | voogden |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
voogd m
- iemand die als vervanger het ouderlijk gezag uitoefent
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen
1. Iemand die als vervanger het ouderlijk gezag uitoefent
Gangbaarheid
- Het woord voogd staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "voogd" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[3] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ "voogd" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ voogd op website: Etymologiebank.nl
- ↑
Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be