voogdij

Uit WikiWoordenboek
Naar navigatie springen Naar zoeken springen

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • voog·dij
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘functie van voogd’ voor het eerst aangetroffen in 1252 [1]
  • Afgeleid van voogd met het achtervoegsel -ij.
enkelvoud meervoud
naamwoord voogdij voogdijen
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

voogdij v

  1. het plaatsvervangend uitoefenen van de ouderlijke macht
    • Na het vreselijke ongeluk, waarbij hun beide ouders omgekomen waren, kreeg oom Jan de voogdij over de twee weeskinderen toegewezen. 
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen