verzekering

Nederlands

Uitspraak

• Geluid:  verzekering    (hulp, bestand)
• IPA:
  • (Noord-Nederland): /vər.ˈze.kə.rɪŋ/
  • (Vlaanderen, Brabant): /vər.ˈze.kə.rɪŋ/
  • (Limburg): /vɛr.ˈze.kə.rɪŋ(g)/

Woordafbreking

• ver·ze·ke·ring

Woordherkomst en -opbouw

• Naamwoord van handeling van verzekeren met het achtervoegsel -ing

	enkelvoud	meervoud
naamwoord	verzekering	verzekeringen
verkleinwoord	verzekeringetje	verzekeringetjes

Zelfstandig naamwoord

verzekering v

1. overeenkomst waarmee men zorgt voor vergoeding van schade, diefstal e.d. door het betalen van een premie aan degene die verzekert
2. de mededeling dat iets een feit is

Synoniemen

• [1] assurantie
• [2] bewering, uitspraak

Hyponiemen

   

aansprakelijkheidsverzekering allriskverzekering annulatieverzekering annuleringsverzekering arbeidsongeschiktheidsverzekering autoverzekering basisverzekering bedrijfsverzekering begrafenisverzekering beleggingsverzekering beroepsaansprakelijkheidsverzekering bijstandsverzekering bootverzekering brandverzekering bruiloftverzekering cascoverzekering exportkredietverzekering glasverzekering goederenverzekering groepsverzekering hagelverzekering hypotheekverzekering inboedelverzekering = invaliditeitsverzekering kapitaalverzekering kredietverzekering levensverzekering lijfrenteverzekering limietverzekering molestverzekering naturaverzekering omniumverzekering onderverzekering ongevallenverzekering opstalverzekering ouderdomsverzekering overlijdensrisicoverzekering overlijdensverzekering oververzekering pensioensverzekering pensioenverzekering personenverzekering premier-risqueverzekering premieverzekering rechtsbijstandsverzekering rechtsbijstandverzekering = regenverzekering reisverzekering renteverzekering risicoverzekering schadeverzekering schoolverzekering schuldsaldoverzekering solvabiliteitsverzekering sommenverzekering spaarverzekering transportverzekering uitvaartverzekering veeverzekering volksverzekering vrijwilligersverzekering werkeloosheidsverzekering werkloosheidsverzekering werknemersverzekering winstverzekering woonhuisverzekering zeeverzekering ziekenfondsverzekering ziektekostenverzekering ziekteverzekering zorgverzekering

Afgeleide begrippen

   

inverzekeringstelling verzekeringnemer verzekeringsadviseur verzekeringsagent verzekeringsarts verzekeringsbank = verzekeringsbedrijf verzekeringsbewijs verzekeringsfraude verzekeringsgeld verzekeringsgeneeskunde verzekeringsgeneeskundige = verzekeringsgroep verzekeringskamer verzekeringsmaatschappij verzekeringsmakelaar verzekeringsovereenkomst verzekeringsplaatje verzekeringspolis = verzekeringsportefeuille verzekeringspremie verzekeringsrecht verzekeringsstelsel verzekeringswet verzekeringswiskunde verzekeringswiskundige

Vertalingen

    1. overeenkomst waarmee men zorgt voor vergoeding van schade, diefstal e.d. door het betalen van een premie aan degene die verzekert   

Duits: Versicherung (de) v Engels: insurance (en) Frans: assurance (fr) v

Pools: ubezpieczenie (pl) o Spaans: seguro (es) m

    2. de mededeling dat iets een feit is   

Duits: Versicherung (de) v Engels: assurance (en), affirmation (en)

Frans: assurance (fr) v Spaans: seguridad (es) v, afirmación (es) v, aserción (es) v, aserto (es) m

Gangbaarheid

• Het woord verzekering staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

• In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "verzekering" herkend door:

99 %	van de Nederlanders;
100 %	van de Vlamingen.

Meer informatie

• Zie Wikipedia voor meer informatie.