verzekeringsagent

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

klucht over een verzekeringsagent
Uitspraak
Woordafbreking
  • ver·ze·ke·rings·agent
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord verzekeringsagent verzekeringsagenten
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de verzekeringsagentm

  1. (beroep) makelaar in verzekeringen, makelaar in assurantiën
    • „Je ziet het, nu gebeurde het weer”, zegt Boxum terwijl hij de deur van zijn behandelkamer dichttrekt. Hij heeft net aan ouders uitgelegd dat hun twee dochters van 11 en 13 mazzel hebben. Doordat ze vandaag een consult kregen, vergoedt hun AV Extra-verzekering het nog. „Deze dagen ben ik voortdurend bezig met vertellen hoe zorgverzekeringen werken. Ik lijk wel een verzekeringsagent.” Overstappen naar een andere verzekeraar die meer vergoedt doen mensen niet snel, merkt hij. „Ze vinden het eng.” Ze weten wat ze nu krijgen en begrijpen niet altijd hoe een overstap uitpakt. „Friezen zijn altijd erg trouw aan De Friesland geweest.” [2] 
Synoniemen
Hyperoniemen

Meer informatie

Gangbaarheid

Verwijzingen