pensioenverzekering
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- pen·si·oen·ver·ze·ke·ring
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van pensioen zn en verzekering zn [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | pensioenverzekering | pensioenverzekeringen |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
de pensioenverzekering v
- (economie) een verzekering die een periodieke uitkering uitkeert als men ouder is dan een bepaalde leeftijd
- ▸ Mensen met een pensioenverzekering bouwen geen verder pensioen op als de werkgever geen premies heeft betaald. Zij zullen zelf moeten proberen dat geld alsnog op de werkgever te verhalen.[2]
- ▸ 38 procent van de werknemers weet niet of hun pensioen wel toereikend is. In de leeftijdsgroep 25-35 jaar denkt zelfs meer dan de helft van de ondervraagden dat het pensioen niet genoeg is om uit de armoede te blijven. De vakcentrale noemt het een "duidelijk signaal dat het vertrouwen in de pensioenverzekering massaal inzakt".[3]
Vertalingen
1. een verzekering die een periodieke uitkering uitkeert als men ouder is dan een bepaalde leeftijd
Gangbaarheid
- Het woord pensioenverzekering staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Weblink bron “Heeft mijn baas premie betaald?” (04-10-2013), NOS
- ↑ Weblink bron “'Pensioenpaniek Duitsland dreigt'” (21-11-2012), NOS