verzekeringsbewijs
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- ver·ze·ke·rings·be·wijs
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van verzekering en bewijs met het invoegsel -s-
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | verzekeringsbewijs | verzekeringsbewijzen |
verkleinwoord | verzekeringsbewijsje | verzekeringsbewijsjes |
Zelfstandig naamwoord
verzekeringsbewijs o
- het bewijs dat men verzekerd is.
- In Nederland is een zorgpas vaak het verzekeringsbewijs van een zorgverzekering.
Gangbaarheid
- Het woord verzekeringsbewijs staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.