Naar inhoud springen

tonen

Uit WikiWoordenboek
  • to·nen
  • In de betekenis van ‘laten zien’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1240 [1]
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
tonen
toonde
getoond
zwak -d volledig

tonen

  1. inergatief een bepaalde indruk geven
  2. overgankelijk laten zien
    • Dat toonde hoe moedig en capabel hij werkelijk was. 
     'Lieve vriendinnen, jullie moeten meer van elkaar houden, meer liefde tonen, meer samen zijn,' zei hij.[2]
     Ze heeft vele mooie herinneringen aan hem en toonde ons wel eens vol trots krantenartikelen en foto’s uit de tijd dat hij Minister van Oorlog en Marine was, tussen 1948 en 1950.[3]
     Na de inzinking van gisteravond zat er iets verbetens in haar blik, een drang om zichzelf aan de wereld te tonen, om te vertellen dat ze nog wel degelijk meetelde.[2]
  3. overgankelijk duidelijk maken
  4. overgankelijk blijken te bezitten
  5. wederkerend zich ~: zich doen kennen als

detonenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord toon
99 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.[4]
  1. "tonen" in:
    Sijs, Nicoline van der
    , Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org
    ; ISBN 90 204 2045 3
  2. 1 2
    Marion Pauw e.a.
    “4 wandelaars en een Siciliaan” (2022), The House of Books, ISBN 9789044363340
  3. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers op Wikipedia
  4. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be