tasten

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • tas·ten
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
tasten
tastte
getast
zwak -t volledig

Werkwoord

tasten

  1. overgankelijk waarnemen door aanraking, meestal met een of beide handen
  2. overgankelijk door voelen onderzoeken
  3. overgankelijk raken of treffen (figuurlijk)
  4. overgankelijk, (figuurlijk) iets bemerken of bespeuren zonder het rechtstreeks waar te nemen
    • Een leugen voelen en tasten. 
  5. overgankelijk, (figuurlijk) in onzekerheid naar iets zoeken
Verwante begrippen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Spreekwoorden

[1]

  • In het duister tasten
Bij gebrek aan gegevens in onzekerheid over iets verkeren
  • Naar de wapens tasten
  • Diep in zijn beurs, buidel, zak tasten
Ergens veel geld voor betalen

[3]

  • Iemand in zijn eer tasten
Iemand beledigen, krenken of kwetsen
  • Iemand in zijn kruis tasten
Iemand kwetsen, op een vervelende manier te pakken nemen of voor gek zetten
Vertalingen

Werkwoord

vervoeging van
tassen

tasten

  1. meervoud verleden tijd van tassen
    • Wij tasten. 
    • Jullie tasten. 
    • Zij tasten. 

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen