doortasten

Uit WikiWoordenboek


Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • door·tas·ten
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

dóórtasten

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
doortasten
tastte door
doorgetast
zwak -t volledig
  1. iets krachtig aanpakken

doortásten [1]

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
doortasten
doortastte
doortast
zwak -t volledig
  1. iets met de handen en vingers helemaal doorzoeken
Synoniemen
Afgeleide begrippen

Gangbaarheid

94 % van de Nederlanders;
96 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen