schijten

Uit WikiWoordenboek
Naar navigatie springen Naar zoeken springen

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • schij·ten
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘poepen’ voor het eerst aangetroffen in 1360 [1]
  • afgeleid van schijt met het achtervoegsel -en [2]
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
schijten
scheet
gescheten
klasse 1 volledig

Werkwoord

schijten

  1. inergatief (informeel) poepen
Verwante begrippen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
96 % van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen