rampgebied

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Rampgebied na windhoos
Uitspraak
Woordafbreking
  • ramp·ge·bied
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord rampgebied rampgebieden
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het rampgebiedo

  1. gebied dat getroffen is door een ramp
    • De koning bezocht de dag na de ramp al het rampgebied. 
    • „Haïti heeft al sinds 2010 te maken met een cholera-epidemie”, zegt Lombardo telefonisch vanuit de Haïtiaanse hoofdstad Port-au-Prince, van waaruit ze de situatie in het rampgebied volgt en actief is bij de coördinatie van hulpverlening. „We zijn bang dat dat veel erger wordt. Haïti is een land met slechte infrastructuur. Toegang tot schoon drinkwater is al in normale tijden een probleem.” [2] 

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[3]


Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. NRC Frank Kuin 7 oktober 2016
  3. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be