- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘uitkering na volbrachte diensttijd’ voor het eerst aangetroffen in 1716 [1]
- Van het Franse pension, van het Latijnse pensio (betaling, rente)
het pensioen o
- (economie) loon uitgesteld tot de tijd dat men niet langer actief is op de arbeidsmarkt
- Onder de leiding van Martin Winterkorn raakte het Volkswagenconcern in een diepe crisis, maar Winterkorn geniet nu van zijn pensioen van 3100 euro PER DAG [2]
- ▸ Ik vroeg of hij inmiddels van zijn welverdiende pensioen genoot.[3]
- ▸ Natuurlijk had ik ook tot mijn pensioen kunnen wachten, maar ik wilde het nu.[4]
1. loon uitgesteld tot de tijd dat men niet langer actief is op de arbeidsmarkt
100 % |
van de Nederlanders;
|
100 % |
van de Vlamingen.[5]
|
- ↑ "pensioen" in:
Sijs, Nicoline van der
, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ www.rtlz.nl
- ↑ “Grand Hotel Europa” (2018), De Arbeiderspers , ISBN 978-90-295-2622-7, p. 30
- ↑
Tim Voors
“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be