pensioenpot

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • pen·si·oen·pot
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord pensioenpot pensioenpotten
verkleinwoord pensioenpotje pensioenpotjes

Zelfstandig naamwoord

de pensioenpotm

  1. het kapitaal dat door de pensioenfondsen wordt beheerd
     In grote lijnen zijn de vakbonden, werkgevers en het kabinet het wel eens over hoe het nieuwe stelsel eruit gaat zien. Maar er is nog wel een pensioenpot met 1500 miljard uit het huidige stelsel die eerlijk verdeeld moet worden. Dat is heel complexe materie. En daarvoor is extra tijd nodig.[1]
     De pensioenpot is de afgelopen tien jaar ruim verdubbeld tot 1800 miljard. Toch worden gepensioneerden al jaren afgeknepen. Ook van het nieuwe Pensioenakkoord zullen vooral de fondsen zelf profiteren, verwacht programmamaker Cees Grimbergen. 50Plus-senator Martin van Rooijen ziet er net zomin iets in: ‘Het is een stelsel van beloven en beroven.’[2]

Gangbaarheid


Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 17 september 2022 Weblink bron “Pensioenonderhandelingen in 'laatste fase', grote verandering nu al duidelijk” (Vrijdag 29 mei 2020), NOS
  2. Bronlink geraadpleegd op 17 september 2022 Weblink bron
    Willem Pekelder
    “‘De pensioenindustrie danst op tafel’” (26/09/2021), HP de Tijd