basispensioen

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ba·sis·pen·si·oen
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord basispensioen basispensioenen
verkleinwoord basispensioentje basispensioentjes

Zelfstandig naamwoord

het basispensioeno

  1. pensioen zonder aanvullingen
     Met name het plan voor een verplicht basispensioen waar alle werkenden aan mee zouden moeten doen stuit de zelfstandigen tegen de borst. "Mensen die ervoor kiezen om ondernemer te zijn moet je geen verplichte lasten opleggen", zegt Jerry Helmers van ZZP Netwerk Nederland.[1]
     Dit is het basispensioen (Algemene Ouderdomswet) voor iedereen die in Nederland woont. Boven de 65 heeft een alleenstaande recht op 1057,11 euro per maand en een echtpaar krijgt per partner 735,75 euro. Gepensioneerden die tussen hun 15de en 65ste niet in Nederland woonden, worden gekort. Voor elk jaar gaat er dan twee procent van af. De komende jaren zal die groep flink groeien, naar zo'n 600.000 mensen in 2020.[2]

Gangbaarheid


Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 26 oktober 2022 Weblink bron
    NOS Nieuws
    “Zzp'ers kritisch over hervorming” (Maandag 13 oktober 2014, 11:28), NOS
  2. Bronlink geraadpleegd op 26 oktober 2022 Weblink bron
    NOS Nieuws
    “Het pensioen ABC: van aanvullend tot UPO” (Vrijdag 12 augustus 2011, 18:18), NOS