overall

Uit WikiWoordenboek
Naar navigatie springen Naar zoeken springen

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • over·all
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord overall overalls
verkleinwoord overalletje overalletjes

Zelfstandig naamwoord

overall m

  1. kledingstuk, bestaande uit een aaneengesloten broek en hemd, dat als werkpak of als bovenkleding gedragen wordt.
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

84 % van de Nederlanders;
80 % van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be