paardrijden

Uit WikiWoordenboek
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
Paardrijden.

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • paard·rij·den
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenvertaling van Engels horseriding, als kunstvorm voor het eerst bekend in Nederland eind 18e eeuw, zie vindplaats hieronder.
  • Het werkwoord is een terugvorming van het zelfstandig naamwoord paardrijden.
  • samenstelling van  paard  en  rijden 
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
paardrijden
reed paard
paardgereden
klasse 1 volledig

Werkwoord

paardrijden

  1. (paardrijden) zich, zittend op de rug van een paard, verplaatsen
    • Voordat ze ging paardrijden, zadelde ze het paard op. 

Zelfstandig naamwoord

paardrijden o

  1. (paardrijden) (hobby) (sport) het rijden te paard, ter ontspanning of als sportbeoefening
     Paarden, houdt men in Engeland te veel, tot nadeel van den Landbouw, door dien het Paardrijden eene aloude Engelsche gewoonte is.[1]
Verwante begrippen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 23-03-2021 Weblink bron
    Brender à Brandis, G.
    “Nieuwe natuur- geschied- en handelkundige zak- en reis-atlas” (1789-1799), Gravius, Nicolaas Theodorus Amsterdam, p. 147 op
  2. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be