Naar inhoud springen

kruid

Uit WikiWoordenboek
  • kruid
  • In de betekenis van ‘specerij’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1361 [1]
  • In de betekenis van ‘gewas’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1100 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord kruid kruiden
verkleinwoord kruidje kruidjes

kruid o [2]

  1. (voeding) (plantkunde) aromatische plant
     Zij deed er water in en toen allerlei geheimzinnige kruiden, een beetje aarde, glanzende stenen, mossen en planten.[3]
  • Zie ook de voor een lijst van kruiden.
  • Er is geen kruid tegen (op) gewassen.
Er is niks aan te doen.
vervoeging van
kruiden

kruid

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van kruiden
    • Ik kruid. 
  2. gebiedende wijs van kruiden
    • Kruid! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van kruiden
    • Kruid je? 
100 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[4]