bilzekruid
Uiterlijk
- Geluid: bilzekruid (hulp, bestand)
- bil·ze·kruid
- samenstelling van bilze zn en kruid zn ; Middelnederlands bilsencruut, belsemcruut, samenstelling uit bilse, belse v ‘bilzekruid’ (waaruit dial. bilze(n), belze) en cruut ‘kruid’ (waarvoor zie kruid).[1] Het eerste lid stamt uit Keltisch *belisa (vgl. Welsh bele ‘bilzekruid’).[2] Evenzo ontleend zijn Middelnederduits bilse, Duits Bilse (vanwaar Bilsenkraut) en Spaans belesa ‘loodkruid’.[3]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | bilzekruid | - |
verkleinwoord | - | - |
het bilzekruid o
- (plantkunde) (kruid) (medisch) Hyoscyamus niger een of meer inheemse giftplanten uit de nachtschadefamilie met een stinkende geur, kleverige, behaarde en getande bladeren en trechtervormige vuilgele bloemen
1. zeer giftige plant uit de nachtschadefamilie
- Het woord bilzekruid staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- [1] bilzekruid in het Nederlands Soortenregister N
- [1] bilzekruid op Wikidata
- [1] bilzekruid op "Wilde planten in Nederland en België" ♣
- ↑ bilzekruid op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Kroonen, Guus, Etymological Dictionary of Proto-Germanic, Leiden: Brill, 2013; blz. 59
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).