onkruid
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- on·kruid
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | onkruid | onkruiden |
verkleinwoord | onkruidje | onkruidjes |
Zelfstandig naamwoord
onkruid o
- planten die voorkomen op plekken waar ze niet gewenst zijn
- Je moet het onkruid even weghalen.
- ▸ Je ziet ook hoe het leven langzaam uit de Route is weggetrokken. De romantiek van het verval is overvloedig aanwezig. Verlaten, met gras en onkruid overwoekerde tankstations.[1]
Antoniemen
Afgeleide begrippen
Spreekwoorden
- Onkruid vergaat niet.
De nuttelozen of onwaardigen blijven het langst leven.
- Wie zijn eigen tuintje wiedt, ziet het onkruid van een ander niet.
Een aansporing om zich kritisch op te stellen ten opzichte van zichzelf en niet ten opzichte van anderen.
Vertalingen
1. planten die voorkomen op plekken waar ze niet gewenst zijn
Gangbaarheid
- Het woord onkruid staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "onkruid" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[2] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑
Weblink bron
Peter Giesen“Route Nationale 7, leuker dan de Route du Soleil” (30 juli 2014), de Volkskrant - ↑
Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be