kiel

Uit WikiWoordenboek
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
Andere schrijfwijzen Niet te verwarren met: Kiel


Nederlands

Andere schrijfwijzen Niet te verwarren met: Kiel
Uitspraak
Woordafbreking
  • kiel
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘boezeroen’ voor het eerst aangetroffen in 1370 [1]
  • [2] [3] [4]
enkelvoud meervoud
naamwoord kiel kielen
verkleinwoord kieltje kieltjes

Zelfstandig naamwoord

kiel

  1. m (scheepvaart) verlenging van de onderzijde van een (zeil)schip die dient om het verlijeren tegen te gaan en het schip een grotere stabiliteit te geven
  2. v/m (kleding) kledingstuk zonder voorsluiting dat het bovenlichaam bedekt en onder landbouwers populair was
  3. m (muziekinstrument) wigvormig pennetje waarmee in toetsinstrumenten zoals een klavecimbel, een snaar wordt getokkeld
    • De kiel of plectrum werd vroeger van een ravenpen gemaakt. 
Synoniemen
Verwante begrippen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Werkwoord

vervoeging van
kielen

kiel

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van kielen
    • Ik kiel. 
  2. gebiedende wijs van kielen
    • Kiel! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van kielen
    • Kiel je? 

Gangbaarheid

97 % van de Nederlanders;
96 % van de Vlamingen.[5]

Meer informatie

Verwijzingen