blouse

Nederlands

Uitspraak

• Geluid:  blouse    (hulp, bestand)

	enkelvoud	meervoud
naamwoord	blouse	blouses
verkleinwoord	blouseje	blousejes

Woordafbreking

• blou·se

Woordherkomst en -opbouw

• Leenwoord uit het Frans, verdere etymologie onzeker. In de betekenis "kledingstuk" voor het eerst aangetroffen in 1910.

Zelfstandig naamwoord

de blouse v

1. (kleding) kledingstuk voor het bovenlichaam

   ▸ Voor Genie had ik een ouderwetse, kanten blouse gekocht, recht uit Little house on the prairie.

   ▸ Zijn broek op zijn enkels, zijn blouse halfopen.

   ▸ Nerveus pluk ik aan de klosjes van de feestelijke blouse die ik voor de gelegenheid heb aangetrokken.

Schrijfwijzen

• bloes

Vertalingen

    1. kledingstuk   

Afrikaans: bloese (af) Bretons: justenn (br) m v; saro Deens: bluse (da) Duits: Bluse (de) v Engels: blouse (en) Esperanto: bluzo (eo) Faeröers: blusa (fo) v Frans: chemisier (fr) m IJslands: blússa (is) v

Indonesisch: blusa (id) Noors: bluse (no) g Nynorsk: bluse (nn) g Papiaments: blusa Pools: bluzka (pl) v Spaans: blusa (es) v Tagalog: blúsa (tl) Tok Pisin: blaus (tpi)

Gangbaarheid

• Het woord blouse staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

• In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "blouse" herkend door:

99 %	van de Nederlanders;
95 %	van de Vlamingen.

Meer informatie

• Zie Wikipedia voor meer informatie.

Engels

Zelfstandig naamwoord

blouse

1. (kleding) blouse

Frans

Uitspraak

• Geluid:  blouse    (hulp, bestand)
• IPA:

enkelvoud		meervoud
zonder lidwoord	met lidwoord	zonder lidwoord	met lidwoord
blouse	la blouse	blouses	les blouses

Zelfstandig naamwoord

blouse v

1. (kleding) blouse