kapper

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • kap·per
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord kapper kappers
verkleinwoord kappertje kappertjes

Zelfstandig naamwoord

de kapperm

  1. (beroep) iemand die beroepsmatig de kapsels van mensen verzorgt, haarkapper [2]
  2. iemand die kapt of hakt [3]
  3. gereedschap dat kapt of hakt
  4. (voeding) (plantkunde) Capparis spinosa op Wikispecies een in Zuid-Europa voorkomende heester waarvan de ingelegde bloemknoppen worden gebruikt in o.m. kappertjessaus etc. [4] [5]
Synoniemen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[6]

Meer informatie

Verwijzingen


Nedersaksisch

Zelfstandig naamwoord

kapper

  1. (beroep) kapper; iemand die beroepsmatig de kapsels van mensen verzorgt, haarkapper


Veluws

Zelfstandig naamwoord

kapper

  1. (beroep) kapper; iemand die beroepsmatig de kapsels van mensen verzorgt, haarkapper