ironie

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • iro·nie
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord ironie [2], [3] ironieën
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de ironiev

  1. vorm van spot waarbij je het tegendeel zegt van wat je bedoelt
     De verbitterde ironie van zijn zoon was niet te missen.[4]
  2. (letterkunde) spottende uitlating waarbij je het tegendeel zegt van wat je bedoelt
     Misschien is het waar dat je over alles wel ironisch kunt doen, maar het is ook onzin. Er zijn geen twee ironieën aan elkaar gelijk, ik bedoel, elke ironie heeft zijn eigen tint.[5]
  3. (figuurlijk) situatie die als je erover nadenkt het tegendeel laat zien van wat betoogd werd
     Na een heftige periode van drugs & drank kwam hij tot gezonde inkeer, totdat een kwaadaardig gezwel hem alsnog velde in '94. Wat een ironie dat de stand-up comedian in deze Relentless nog flink de draak steekt met gezonde joggers die op tofoe leven, terwijl hij zelf dikke sigarettenrookpluimen uit staat te blazen.[6]
Typische woordcombinaties
  • [3] de ironie is
  • [3] de ironie wil
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

98 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[7]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. ironie op website: Etymologiebank.nl
  3. "ironie" in:
    Sijs, Nicoline van der
    , Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org
    ; ISBN 90 204 2045 3
  4. Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)
    “Kop in het zand” (2015), Uitgeverij Prometheus, ISBN 9789044628142
  5. Bronlink geraadpleegd op 21 februari 2024 Weblink bron Ironie als zelfverdediging : Over Henk Romijn Meijer in: Ons Erfdeel., jrg. 45 nr. 5 (november 2002), Stichting Ons Erfdeel, Rekkem / Raamsdonksveer, p. 698
  6. Bronlink geraadpleegd op 21 februari 2024 Weblink bron “Bill Hicks” (28 februari 2006) op nu.nl op Wikipedia
  7. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be


Frans

enkelvoud meervoud
zonder lidwoord met lidwoord zonder lidwoord met lidwoord
  ironie     l'ironie     ironies     les ironies  

Zelfstandig naamwoord

ironie v

  1. ironie


Ido

Bijwoord

ironie

  1. ironisch


Tsjechisch

Uitspraak
  • IPA: /ɪrɔnɪjɛ/
Woordafbreking
  • iro·nie

Zelfstandig naamwoord

ironie v

  1. ironie
Verbuiging