Naar inhoud springen

flauw

Uit WikiWoordenboek
  • flauw
stellendvergrotendovertreffend
onverbogen flauwflauwerflauwst
verbogen flauweflauwereflauwste
partitief flauwsflauwers-

flauw

  1. zonder smaak, meestal door een gebrek aan zout
    • Deze flauwe hap kan wel wat zout gebruiken. 
  2. (figuurlijk) in overdrachtelijke zin smakeloos
    • Hij haalt soms de flauwste grappen uit. 
     ' 'Wat zeg je?' 'Ik was dronken en maakte een flauw grapje.[4]
  3. weinig enthousiast
     Met een flauw lachje zei ze: 'Ik hoop voor u dat het het eerste is.[5]
  4. zwak
     Ze vond het een flauw verweer.[5]
     Ik wilde die duisternis niet in, ook al ging er een flauw licht aan op het plankier als je er iets verder op liep.[6]
  5. (medisch) slap zonder kracht
     Wij waren die ochtend helemaal flauw van de honger en dorst, er was geen brood meer en bijna geen water.[6]
     De pa van Milan ging net zo lang door tot zijn zoon flauw was gevallen en slap aan het touw hing en zijn rug droop van het bloed.[7]
  • een flauw biertje
een bier meet een slechte smaak
  • een flauwe plezante
iemand die flauwe grappen maakt
  • geen flauw idee
geen enkel idee
  • Hij had er geen flauw idee van hoe die er zouden uitzien.[8]
 'Wat wist je moeder er precies over?' 'Geen flauw idee.[5]
 'Wat wist je moeder er precies over?' 'Geen flauw idee.[5]
99 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.[9]