flauwheid v [1]
- een niet al te leuk grapjes
- Want flauwheid ligt op de loer bij deze nieuwe zomerkomedie van het DeLaMar. Het verhaal is dan ook maar magertjes: een aantal mannen vindt zichzelf volwassen terug op de universiteit, en blijkt nauwelijks veranderd te zijn. [2]
- de zwakheid van iets of iemand
- Ik hoop tenminste dat we ons niet laten verblinden omdat er her en der nog megakerken uit de grond worden gestampt. Het zijn stuiptrekkingen van een kwijnend en stervend geestelijk leven. Het loopt ons uit de hand. Onze jongeren, ons Schriftverstaan, de biddeloosheid, de grauwheid, lauwheid en flauwheid van talloze christelijke organisaties. Hoeveel ouders halen hun schouders op over reformatorisch onderwijs, over een christelijke krant of over een christelijke politieke partij? Hoevelen beleven al lang niets meer van God? [3]
- Tegelijk merken ze niet hoe het ongeloof samen met het geloof dat ze aanvallen ongeloofwaardig is geworden. Hun analyse zou beter gaan over de irrationaliteit en flauwheid die meer en meer onze cultuur beheersen en wetenschap en geloof en democratie in het gedrang brengen. Daar zouden ,,gelovigen en ,,ongelovigen samen over moeten nadenken en op reageren. Is het niet veel redelijker en wijzer concreet na te gaan met welke gelovigen (of ongelovigen) in zee te gaan dan te vervallen in de absurde polariteit van ,,ons tegenover ,,hen? [4]
1. een niet al te leuk grapje
96 % |
van de Nederlanders;
|
92 % |
van de Vlamingen.[5]
|