component

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

componenten op printplaat
component video kabel
Uitspraak
Woordafbreking
  • com·po·nent
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘samenstellend deel’ voor het eerst aangetroffen in 1901 [1]
  • afgeleid van het Latijnse componens (met het voorvoegsel com-) [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord component componenten
verkleinwoord componentje componentjes

Zelfstandig naamwoord

component m [3]

  1. bestanddeel, onderdeel, één van de onderling verschillende delen van een geheel
    • Van die module zijn alle elektronica-componenten uit voorraad leverbaar, met uitzondering van het belangrijkste onderdeel: de micro-processor. 
  2. hoogwaardige manier om een video signaal op te slaan middels een zwart-wit signaal en twee kleur-verschil signalen. (Y(helderheid) + B-Y + R-Y)
Synoniemen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen