composiet
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- com·po·siet
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘samengestelde bloem’ voor het eerst aangetroffen in 1896 [1]
- afgeleid van het Latijnse compositum (met het voorvoegsel com-) [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | composiet | composieten |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
de composiet v / m [3] [4] [5] [6]
- (plantkunde) samengesteldbloemige plant (Compositae of Asteraceae )
- (al dan niet langs chemische weg vervaardigd) samengesteld materiaal
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
- composietenboorvlieg, composietenfamilie, composietensteilkopje, composietglansbij, composietmateriaal
Synoniemen
- (al dan niet langs chemische weg vervaardigd) samengesteld materiaal composietmateriaal
Vertalingen
Bijvoeglijk naamwoord
composiet
- samengesteld
- analoge manier om een kleuren video signaal op te slaan zodat deze door één twee-aderige kabel kan
Verwante begrippen
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord composiet staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "composiet" herkend door:
89 % | van de Nederlanders; |
88 % | van de Vlamingen.[7] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ "composiet" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ composiet op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 9
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Voorvoegsel com- in het Nederlands
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Plantkunde in het Nederlands
- Bijvoeglijk naamwoord in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 89 %
- Prevalentie Vlaanderen 88 %